Gebeurtenis: Goede Vrijdag

Erster Teil

Deel 1

Originele Duitse tekst [Original German Text]

Nederlandse vertaling [Dutch Translation]

1. Coro

1. Koor

Geh, Jesu, geh zu Deiner Pein!
Ich will so lange Dich beweinen,
Bis mir Dein Trost wird wieder scheinen,
Da ich versöhnet werde sein.

Ga, Jezus, ga naar uw pijn!
Ik wil u net zo lang bewenen
tot ik weer word beschenen door uw troost
dat ik verzoend zal zijn.

2. Marcus 14:1-5

2a. Evangelist

2a. Evangelist

Und nach zween Tagen war Ostern, und die Tage der süßen Brote. Und die Hohenpriester und Schriftgelehrten suchten, wie sie ihn mit Listen ergriffen und töteten. Sie sprachen aber:

En na twee dagen was het Pasen en de dagen van het ongezuurde brood. En de hogepriesters en schriftgeleerden zonnen op een mogelijkheid om hem met een list te grijpen en te doden. Maar ze zeiden:

2b. Coro

2b. Coro

Ja nicht auf das Fest, dass nicht ein Aufruhr im Volk werde.

In geen geval op het feest, want er moet geen opschudding komen onder het volk.

2c. Evangelist

2c. Evangelist

Und da er in Bethanien war, in Simonis, des Aussätzigen Hause, und saß zu Tische, da kam ein Weib, die hatte ein Glas mit ungefälschtem und köstlichem Narden-Wasser: und sie zerbrach das Glas, und goss es auf sein Haupt. Da waren etliche, die wurden unwillig, und sprachen:

En toen hij in Bethanië was, in het huis van Simon de melaatse, en aan tafel zat, kwam er een vrouw, die had een flesje met zuiver en kostbaar narduswater, en ze brak het flesje en goot het water uit op zijn hoofd. En sommigen ergerden zich en zeiden:

2d. Coro

2d. Coro

Was soll doch dieser Unrat? Man könnte das Wasser mehr denn um dreihundert Groschen verkauft haben, und dasselbe den Armen geben.

Waar is die verspilling goed voor? Dit water had voor meer dan driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden.

2e. Evangelist

2e. Evangelist

Und murreten über sie.

En ze mopperden op haar.

3. Choral

3. Koraal

Sie stellen uns wie Ketzern nach,
Nach unserm Blut sie trachten,
Noch rühmen sie sich Christen auch,
Die Gott allein groß achten.
Ach Gott! Der teure Name Dein,
Muss ihrer Schalkheit Deckel sein,
Du wirst einmal aufwachen.

Zij achtervolgen ons als ketters,
ze zijn op ons bloed uit;
en zij noemen zich ook nog christenen
die uitsluitend God vereren.
Ach God, uw dierbare naam
moet de dekmantel voor hun sstreken zijn,
eens zult u ontwaken.

4. Marcus 14: 6-11

4a. Evangelist

4a. Evangelist

Jesus aber sprach:

Maar Jezus zei:

4b. Jesus

4b. Jezus

Lasset sie zufrieden; was bekümmert ihr sie? Sie hat ein gutes Werk an mir getan. Ihr habt allezeit Arme bei euch, und wenn ihr wollt, könnt ihr ihnen Gutes tun; mich aber habt ihr nicht allezeit! Sie hat getan, was sie konnte; sie ist zuvor gekommen, meinen Leichnam zu salben zu meinem Begräbnis. Wahrlich, ich sage euch: Wo dies Evangelium gepredigt wird in aller Welt, da wird man auch das sagen zu ihrem Gedächtnis, was sie jetzt getan hat.

Laat haar met rust, waarom maken jullie je druk over haar? Zij heeft iets goeds voor mij gedaan. Armen hebben jullie altijd bij je, en jullie kunnen hun naar believen weldoen, maar mij hebben jullie niet altijd! Zij heeft gedaan wat ze kon; ze heeft nu al mijn lichaam gezalfd voor mijn begrafenis. Ik verzeker jullie: waar dit evangelie wordt gepredikt in de hele wereld, daar zal men ook tot haar nagedachtenis vertellen wat zij heeft gedaan.

4c. Evangelist

4c. Evangelist

Und Judas Ischariot, einer von den Zwölfen, ging hin zu den Hohenpriestern, dass er ihn verriete. Da sie das höreten, wurden sie froh, und verhießen ihm das Geld zu geben. Und er suchte, wie er ihn füglich verriete.

En Judas Iskariot, een van de twaalf, ging naar de hogepriesters om hem te verraden. Toen ze dat hoorden, werden ze blij en ze beloofden hem geld te geven. En hij zocht naar een geschikt moment om hem te verraden.

5. Choral

5. Koraal

Mir hat die Welt trüglich gericht,
Mit Lügen und mit falschen G'dicht,
Viel Netz und heimlich Stricke.
Herr nimm mein wahr,
In dieser G'fahr,
B'hüt mich vor falschen Tücken.

Mij heeft de wereld bedrieglijk gevonnist
met leugens en met valse verzinsels,
veel vallen en heimelijke strikken.
Heer, bekommer u om mij
in dit gevaar,
behoed mij voor valse streken.

6. Marcus 14: 12-19

6a. Evangelist

6a. Evangelist

Und am ersten Tage der süßen Brote, da man das Osterlamm opferte, sprachen seine Jünger zu ihm:

En op de eerste dag van het ongezuurde brood, waarop het paaslam werd geofferd, zeiden zijn discipelen tegen hem:

6b. Coro

6b. Coro

Wo willst du, dass wir hingehen, und bereiten, dass du das Osterlamm essest?

Waar wilt u dat wij de voorbereidingen gaan treffen voor het eten van het paaslam?

6c. Evangelist

6c. Evangelist

Und er sandte seiner Jünger zween, und sprach zu ihnen:

En hij stuurde twee van zijn discipelen op weg en zei tegen hen:

6d. Jesus

6d. Jezus

Gehet hin in die Stadt, und es wird euch ein Mensch begegnen, der trägt einen Krug mit Wasser, folget ihm nach, und wo er eingehet, da sprecht zu dem Hauswirt: der Meister lässt dir sagen: Wo ist das Gasthaus, darin ich das Osterlamm esse mit meinen Jüngern? Und er wird euch einen großen Saal zeigen, der gepflastert und bereitet ist, daselbst richtet für uns zu.

Ga naar de stad, en daar zullen jullie iemand tegenkomen die een kruik met water draagt. Volg hem, en waar hij naar binnen gaat, moeten jullie tegen de heer des huizes zeggen: De meester laat u vragen: 'Waar is het vertrek waar ik het paaslam kan eten met mijn discipelen?' En hij zal jullie een grote zaal wijzen die betegeld is en waar alles klaarstaat, maak die voor ons gereed.

6e. Evangelist

6e. Evangelist

Und die Jünger gingen aus, und kamen in die Stadt, und funden, wie wie er ihnen gesagt hatte, und bereiteten das Osterlamm. Am Abend aber kam er mit den Zwölfen. Und als sie zu Tische saßen, und aßen, sprach Jesus:

En de discipelen gingen op weg en kwamen in de stad en vonden het zoals hij tegen hen had gezegd, en bereidden het paaslam. En 's avonds kwam hij daar met de twaalf. En toen ze aan tafel zaten te eten zei Jezus:

6f. Jesus

6f. Jezus

Wahrlich, ich sage euch, der mit mir isset, wird mich verraten.

Ik verzeker jullie, Degene die samen met mij eet zal mij verraden.

6g. Evangelist

6g. Evangelist

Und sie wurden traurig, und sagten zu ihm, einer nach dem andern: Bin ich's: Und der andere:

En ze werden bedroefd en vroegen, de een na de ander: Ben ik het? En de ander:

6h. Alterus

6h. Alterus

Bin ich's?

Ben ik het?

7. Choral

7. Koraal

Ich, ich und meine Sünden,
Die sich wie Körnlein finden
Des Sandes an dem Meer.
Die haben Dir erreget
Das Elend, das Dich schläget,
Und das betrübte Marter-Heer.

Ik, ik en mijn zonden,
waarvan er zoveel zijn
als korrels zand bij de zee,
die zijn de oorzaak
van de ellende die u treft
en het bedroefde leger martelaren.

8. Marcus 14: 20-25

8a. Evangelist

8a. Evangelist

Er antwortete und sprach zu ihnen:

Hij antwoordde:

8b. Jesus

8b. Jezus

Einer aus den Zwölfen, der mit mir in die Schüssel tauchet. Zwar des Menschen Sohn gehet hin, wie von ihm geschrieben stehet. Wehe aber dem Menschen, durch welchen des Menschen Sohn verraten wird: es wäre demselben Menschen besser, dass er nie geboren wäre.

Een van de twaalf, die uit dezelfde kom eet als ik. De mensenzoon zal weliswaar sterven zoals over hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de mensenzoon wordt verraden; voor die mens zou het beter zijn als hij nooit geboren was.

8c. Evangelist

8c. Evangelist

Und indem sie aßen, nahm Jesus das Brot, dankte und brach's, und gab's ihnen und sprach:

En terwijl ze aten, nam Jezus het brood, dankte en brak het, en gaf het hun en zei:

8d. Jesus

8d. Jezus

Nehmet, esset, das ist mein Leib.

Neem, eet, dit is mijn lichaam.

8e. Evangelist

8e. Evangelist

Und nahm den Kelch, und dankte, und gab ihnen den; und sie trunken alle daraus. Und er sprach zu ihnen:

En hij nam de beker en dankte en gaf hem aan hen; en ze dronken er allemaal uit. En hij zei:

8f. Jesus

8f. Jezus

Das ist mein Blut des Neuen Testaments, das für viele vergosen wird. Wah, ich sage euch, dass ich hinfort nicht trinken werde vom Gewächse des Weinstocks, bis auf den Tag, da ich's neu trinke in dem Reich Gottes.

Dit is mijn bloed van het nieuwe testament, dat voor velen wordt vergoten. Ik verzeker u dat ik van nu af niet zal drinken van de vrucht van de wijnstok tot aan de dag dat ik het opnieuw drink in het rijk van God.

9. Aria

9. Aria (A)

Mein Heiland, Dich vergess ich nicht,
Ich hab Dich in mich verschlossen,
Und Deinen Leib und Blut genossen,
Und meinen Trost auf Dich gericht'.

Mijn Heiland, u vergeet ik niet,
ik heb u in mij opgenomen,
en uw lichaam en bloed genoten,
en mijn troost op u gericht.

10. Marcus 14: 26-28

10a. Evangelist

10a Evangelist

Und da sie den Lobgesang gesprochen hatten, gingen sie hinaus an den Ölberg. Und Jesus sprach zu ihnen:

En toen ze de lofzang hadden uitgesproken, gingen ze naar de Olijfberg, en Jezus zei tegen hen:

10b. Jesus

10b. Jezus

Ihr werdet Euch in dieser Nacht alle an mir ärgern. Denn es stehet geschrieben: ich werde den Hirten schlagen, und die Schafe werden sich verstreuen. Aber nachdem ich auferstehe, will ich vor Euch hingehen in Galiläam.

In deze nacht zullen jullie je allemaal aan mij ergeren, want er staat geschreven: Ik zal de herder doodslaan en de schapen zullen verstrooid worden; maar als ik ben opgestaan, zal ik jullie voorgaan naar Galilea.

11. Choral

11. Koraal

Wach auf, oh Mensch, vom Sünden-Schlaf
Ermuntre Dich, verlorenes Schaf,
Und bessre bald Dein Leben!
Wach auf, es ist doch hohe Zeit,
Es kommt heran die Ewigkeit,
Dir Deinen Lohn zu geben.
Vielleicht ist heut der letzte,
Wer weiß noch, wie man sterben mag.

Ontwaak, o mens uit je zondenslaap,
word wakker, verloren schaap
en beter snel je leven!
Ontwaak, het is toch de hoogste tijd,
de eeuwigheid nadert
om je je loon te geven.
Misschien is het vandaag de laatste dag,
wie weet wanneer je gaat sterven!

12. Marcus 14: 29-34

12a. Evangelist

12a. Evangelist

Petrus aber saget zu ihm:

Maar Petrus zei tegen hem:

12b. Petrus

12b. Petrus

Und wenn sie sich alle ärgerten, so wollte ich doch mich nicht ärgern.

Ook al ergerden ze zich allemaal, ik zou me toch niet ergeren.

12c. Evangelist

12c. Evangelist

Und Jesus sprach zu ihm:

En Jezus zei tegen hem:

12d. Jesus

12d. Jezus

Wahrlich, ich sage Dir, heute in dieser Nacht, ehe denn der Hahn zweimal krähet, wirst Du mich dreimal verleugnen.

Ik verzeker je, vandaag, in deze nacht, nog voordat dat haan tweemaal heeft gekraaid, zul je mij driemaal verloochenen.

12e. Evangelist

12e. Evangelist

Der redet aber noch weiter:

Maar hij gaat door:

12f. Petrus

12f. Petrus

Ja, wenn ich mit Dir auch sterben müßte, wollt ich Dich nicht verleugnen.

Al moest ik met u sterven, ik zou u niet verloochenen.

12g. Evangelist

12g. Evangelist

Dasselbe gleichen sagten sie alle. Und sie kamen zu dem Hofe, mit Namen Gethsemane. Und er sprach zu seinen Jüngern:

Iets dergelijks zeiden ze allemaal. En ze kwamen bij de hof met de naam Getsemane. En hij zei tegen zijn discipelen:

12h. Jesus

12h. Jezus

Setzet Euch hier, bis ich hingehe, und bete.

Ga hier zolang zitten, ik ga daarginds bidden.

12i. Evangelist

12i. Evangelist

Und nahm zu sich Petrum, und Jacobum, und Johannem; und fing an zu zittern und zu zagen, und sprach:

En hij nam Petrus en Jacobus en Johannes mee en begon te trillen en te beven en zei:

12j. Jesus

12j. Jezus

Meine Seele ist betrübt bis in den Tod, enthaltet euch hier, und wachet.

Mijn ziel is dodelijk bedroefd, blijf hier waken

13. Choral

13. Koraal

Betrübtes Herz, sei wohlgemut,
Tu nicht sogar verzagen.
Es wird noch werden alles gut,
All dein Kreuz, Not und Klagen
Wirid sich in lauter Fröhlichkeit
Verwandeln in gar kurzer Zeit,
das wirst du wohl erfahren

Bedroefd hart, wees welgemoed,
verlies de moed niet.
Alles zal nog goed komen,
al je lijden, nood en geklaag
zal binnenkort in louter
vrolijkheid veranderen,
dat zul je wel merken.

14. Marcus 14: 35-36

14a. Evangelist

14a. Evangelist

Und ging ein wenig fürbass, fiel auf die Erde, und betete, dass so es möglich wäre, die Stunde vorüberginge, und sprach:

En hij liep wat verder, viel op de grond en bad of, als het mogelijk was, het uur voorbij mocht gaan en hij zei:

14b. Jesus

14b. Jezus

Abba, mein Vater, es ist Dir alles möglich, überhebe mich dieses Kelchs. Doch nicht wie ich will, sondern wie Du willst.

Abba, mijn vader, bij u is alles mogelijk, laat deze beker aan mij voorbijgaan! Doch niet zoals ik wil, maar zoals u wilt.

15. Choral

15. Koraal

Mach's mit mir Gott nach Deiner Güt,
Hilf mir in meinem Leiden,
Was ich Dich bitt, versag mich nicht,
Wenn sich mein Seel soll scheiden.
So nimm sie, Herr, in Deine Händ,
Ist alles gut, wenn gut das End.

Doe met mij, God, wat u goeddunkt,
help mij in mijn lijden!
Wat ik u smeek, laat mij niet in de steek;
wanneer mijn ziel heengaat,
neem die dan, Heer in uw handen,
alles is goed als het einde goed is.

16. Marcus 14: 37-42

16a. Evangelist

16a. Evangelist

Und kam, und fand sie schlafend. Und sprach zu Petrus:

En toen hij terugkwam, trof hij hen slapend aan, en hij zei tegen Petrus

16b. Jesus

16b. Jezus

Simon, schläfest Du? Vermöchtest Du denn nicht eine Stunde zu wachen? Wachet und betet, dass ihr nicht in Versuchung fallet. Der Geist ist willig, aber das Fleisch ist schwach.

Simon, slaap je? Kon je niet één uur met mij waken? Waak en bid, zodat jullie niet in verzoeking worden gebracht, de geest is gewillig, maar het vlees is zwak.

16c. Evangelist

16c. Evangelist

Und ging wieder hin, und sprach dieselben Worte. Und kam wieder, und fand sie abermal schlafend, und ihre Augen waren voll Schlafs, und wussten nicht, was sie ihm antworteten. Und er kam zum drittenmal und sprach zu ihnen:

En hij liep weer weg, en sprak dezelfde woorden, en toen hij terugkwam trof hij hen weer slapend aan, en hun ogen waren vol slaap, en ze wisten niet wat ze hem moesten antwoorden. En toen hij voor de derde keer terugkwam, zei hij tegen hen:

16d. Jesus

16d. Jezus

Ach wollt ihr nun schlafen und ruhen? Es ist genug, die Stunde ist kommen. Siehe, des Menschen Sohn wird überantwortet in der Sünder Hände. Stehet auf, lasst uns gehen. Siehe, der mich verrät, ist nahe.

Ach, willen jullie nog steeds slapen en rusten? Het is genoeg, het uur is gekomen, kijk, de mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van de zondaren; sta op, laten we gaan, kijk, degene die mij verraadt is dichtbij.

17. Aria S

17. Aria (S)

Er kommt, er kommt, er ist vorhanden!
Mein Jesu, Ach! Er suchet Dich,
Entfliehe doch, und lasse mich
Mein Heil, statt Deiner in den Banden.

Hij komt, hij komt, hij is er al!
Mijn Jezus, ach, hij zoekt u,
vlucht toch, en laat mij, mijn heil,
in uw plaats in de boeien slaan.

18. Marcus 14: 43-45

18a. Evangelist

18a. Evangelist

Und alsbald, da er noch redet, kam herzu Judas, der Zwölfen einer, und eine große Schar mit ihm, mit Schwertern und mit Stangen, von den Hohenpriestern und Schriftgelehrten und Ältesten. Und der Verräter hatte ihnen ein Zeichen gegeben, und gesagt: Welchen ich küssen werde, der ist's, den greifet, und führet ihn gewiss. Und da er kam, trat er bald zu ihm, und sprach zu ihm:

En terwijl hij nog sprak, kwam Judas, een van de twaalf, naar hem toe met een hele bende, met zwaarden en stokken, van de hogepriesters en schriftgeleerden en oudsten. En de verrader had hun een teken gegeven en gezegd: Degene die ik zal kussen, die is het, grijp hem en neem hem welverzekerd mee. En hij liep snel op hem af en zei tegen hem:

18b. Judas

18b. Judas

Rabbi, Rabbi.

Rabbi, rabbi,

18c. Evangelist

18c. Evangelist

Und küsset ihn.

en kuste hem.

19. Aria

19. Aria (A)

Falsche Welt, dein schmeichelnd Küssen,
Ist der frommen Seelen Gift.
Deine Zungen sind voll Stechen,
Und die Worte, die sie prechen,
Sind zu Fallen angestift.

Valse wereld, jouw vleiend kussen
is gif voor de zielen van de vromen.
Jouw tongen zitten vol stekels
en de woorden die ze spreken
zijn tot vallen gemaakt.

20. Marcus 14: 46-49

20a. Evangelist

20a. Evangelist

Die aber legten ihre Hände an ihn, und griffen ihn. Einer aber von denen, die dabei stunden, zog sein Schwert aus, und schlug des HohenpriestKnecht, und hieb ihm ein Ohr ab. Und Jesus antwortete und sprach zu ihnen:

En zij strekten hun handen naar hem uit en grepen hem. Maar een van degenen die erbij stonden trok zijn zwaard en sloeg de knecht van de hogepriester en hakte hem een oor af. En Jezus zei tegen hen:

20b. Jesus

20b. Jezus

Ihr seid ausgegangen, als zu einem Mörder, mit Schwerden und mit Stangen, mich zu fassen. Ich bin täglich im Tempel bei Euch gesessen, und habe gelehret, und ihr habt mich nicht gegriffen. Aber auf dass die Schrift erfüllet werde.

Jullie zijn erop uitgetrokken als tegen een moordenaar, met zwaarden en met stokken om mij gevangen te nemen. Ik heb dagelijks in de tempel bij jullie gezeten en onderwijs gegeven en toen hebben jullie mij niet gegrepen; maar dat was opdat de Schrift vervuld zou worden.

21. Choral

21. Koraal

Jesu, ohne Missetat,
Im Garten Vorhanden,
Da man dich gebunden hat
Fest mit harten Banden.
Wenn uns will der böse Feind
Mit der Sünde binden,
So lass uns, oh Menschenfreund!
Dadurch Lösung finden.

Jezus, zonder misdaad
in de hof aanwezig,
waar ze u in harde boeien
hebben geslagen.
Als de boze vijand ons
|in de boeien van de zonde wil slaan,
laat ons dan, o mensenvriend,
daardoor verlossing vinden.

22. Marcus 14: 50-52

22. Evangelist

22. Evangelist

Und die Jünger verließen ihn alle, und flohen. Und es war ein Jüngling, der folgete ihm nach; der war mit Leinwand bekleidet auf der bloßen Haut; und diesen Jüngling griffen sie. Er aber ließ den Leinwand fahren und flohe nackt von ihnen.

En de discipelen verlieten hem allemaal en vluchtten. En er was een jongeling die hem volgde, die droeg een linnen gewaad over zijn blote huid, en die jongeling grepen ze; maar hij liet het gewaad schieten en vluchtte naakt.

23. Choral

23. Koraal

Ich will hier bei Dir stehen,
Verlasse mich doch nicht,
Von Dir will ich nicht gehn,
Wenn Dir Dein Herze bricht,
Wenn Dein Haupt wird erblassen
Im letzten Todesstoß,
alsdann will Dich fassen
in meinen Arm und Schoß.

Ik wil hier bij u blijven,
veracht mij toch niet,
u wil ik niet verlaten
wanneer uw hart breekt,
wanneer uw hoofd verbleekt
in de laatste doodsteek,
dan wil ik u in mijn armen
en in mijn schoot nemen.

Zweiter Teil

Deel 2

Originele Duitse tekst [Original German Text]

Nederlandse vertaling [Dutch Translation]

24. Aria T

24. Aria (T)

Mein Tröster ist nicht mehr bei mir, mein Jesu, soll ich
Dich verlieren, und zum Verderben sehen führen?
Das kömmt der Seele schmerzlich für.
Der Unschuld, welche nichts verbrochen,
Dem Lamm, das ohne Missetat
Wird in dem ungerechten Rat
Ein Todesurteil zugesprochen.

Mijn trooster is niet meer bij mij, mijn Jezus, moet ik
u verliezen en toezien hoe u in het verderf wordt gestort?
Dat is pijnlijk voor de ziel.
Over de onschuld die niets heeft misdaan,
over het lam dat geen misdaad kent
wordt door de onrechtvaardige raad
een doodvonnis uitgesproken.

25. Marcus 14: 53-59

25a. Evangelist

25a. Evangelist

Und sie führtetn Jesum zu den Hohenpriestern und Ältesten und Schriftgelehrten. Petrus aber folgete ihm nach von ferne, bis hinein in des Hohenpriesters Palast; und saß bei den Knechten, und wärmte sich bei dem Licht. Aber die Hohenpriester und der ganze Rat suchten Zeugnis wider Jesum und funden nichts. Viel gaben falsches Zeugnis wider Jesum, aber ihr Zeugnis stimmete nicht überein. Und etliche stunden auf, und gaben falsches Zeugnis wider ihn, und sprachen:

En ze brachten Jezus naar de hogepriesters en de oudsten en de schriftgeleerden. En Petrus volgde hen van een afstand tot in het paleis van de hogepriester en hij zat bij de knechten en warmde zich bij het vuur. En de hogepriesters en de hele raad zochten getuigenis tegen Jezus maar vonden niets. Velen legden valse getuigenissen af tegen Jezus, maar hun getuigenissen stemden niet overeen. En enkelen stonden op om een valse getuigenis tegen hem af te leggen en zij zeiden:

25b. Zeugen Coro

25b. Koork

Wir haben gehöret, dass er saget: Ich will den Tempel, der mit Händen gemacht ist, abbrechen und in dreien Tagen einen andern bauen, der nicht mit Händen gemacht ist.

Wij hebben gehoord dat hij zei: Ik wil de tempel, die met handen is gemaakt, afbreken en in drie dagen een andere bouwen die niet met handen is gemaakt.

25c. Evangelist

25c. Evangelist

Aber ihr Zeugnis stimmete noch nicht überein.

Maar ook hun getuigenissen klopten niet.

26. Choral

26. Koraal

Was Menschen Kraft und Witz anfässt,
Soll und billig nicht schrecken,
Er sitzet an der höchsten Stätt,
Er wird ihr'n Rat aufdecken.
Wenn sie aufs klügste greifen an,
So geht doch Gott ein andre Bahn,
Es steht in seinen Händen.

Wat menselijke kracht en sluwheid doet,
hoeft ons geen angst aan te jagen,
hij zit op de hoogste plek,
hij zal hun plannen openbaren.
Als zij heel slim aanvallen,
dan kiest God een andere baan,
het ligt in zijn handen.

27. Marcus 14: 60-61A

27a. Evangelist

27a. Evangelist

Und der Hohepriester stund unter ihnen auf, und fragte Jesum; und sprach:

En de hogepriester stond op en vroeg aan Jezus:

27b. Hohepriester

27b. Pontifex:

Antwortest Du nichts zu dem, was diese wider Dich zeugen?

Antwoordt u niet op wat deze mensen tegen u getuigen?

27c. Evangelist

27c. Evangelist

Er aber schwieg stille, und antwortete nichts.

Maar hij zweeg en gaf geen antwoord.

28. Choral

28. Koraal

Befiehl Du Deine Wege,
Und was Dein Herze kränkt,
Der allertreusten Pflege,
Des, der den Himmel lenkt,
Der Wolken, Luft und Winden,
Gibt Wege, Lauf und Bahn,
Der wird auch Wege finden,
Da Dein Fuß gehen kann.

Vertrouw uw wegen
en dat wat uw hart krenkt
toe aan de allertrouwste zorg
van hem die de hemel bestuurt.
Hij die wolken, lucht en winden
hun weg, hun loop en hun baan geeft,
zal ook wel wegen vinden
waarlangs uw voet kan gaan.

29. Marcus 14: 61B-65

29a. Evangelist

29a. Evangelist

Da fraget ihn der Hohepriester abermal und sprach zu ihm:

Toen stelde de hogepriester hem opnieuw een vraag en zei:

29b. Hohepriester

29b. Pontifex

Bist Du Christus, der Sohn des Hochgelobten?

Bent u Christus, de zoon van de Hooggeprezene?

29c. Evangelist

29c. Evangelist

Jesus sprach:

Jezus zei:

29d. Jesus

29d. Jezus

Ich bin's. Und ihr werdet sehen des Menschen Sohn sitzen zur rechten Hand der Kraft, und kommen auf des Himmels Wolken.

Dat ben ik, en u zult de mensenzoon zien, zittend aan de rechterhand van de Machtige en komend op de wolken van de hemel.

29e. Evangelist

29e. Evangelist

Da zerriss der Hohepriester seine Kleider und sprach:

Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en zei:

29f. Hohepriester

29f. Pontifex

Was dürfen wir weiter Zeugen? Ihr habt gehört die Gortteslästerung. Was dünket Euch?

Wat hebben we nog verdere getuigen nodig? U hebt de godslastering gehoord, wat vindt u?

29g. Evangelist

29g. Evangelist

Sie aber verdammten ihn alle, dass er des Todes schuldig wäre. Da fingen an etliche ihn zu verspeien, und mit Fäusten zu schlagen, umd zu ihm zu sagen:

En ze vervloekten hem allemaal en zeiden dat hij de doodstraf verdiende. En sommigen begonnen hem te bespuwen en met hun vuisten te slaan en ze zeiden tegen hem:

29h. Coro

29h. Coro

Weissage uns!

Profeteer dan!

29i. Evangelist

29i. Evangelist

Und die Knechte schlugen ihn ins Angesicht.

En de knechten sloegen hem in zijn gezicht.

30. Choral

30. Koraal

Du edles Angesichtre,
Dafür sonst schrickt und scheut
Das große Weltgerichte,
Wie bist Du so bespeit,
Wie bist Du so erbleichet,
Wer hat Dein Augenlicht,
Dem sonst kein Licht nicht gleichet,
So schändlich zugericht?

O edel gelaat,
waarvoor anders de hele wereld
vreest en schroomt,
hoe komt u zo bespuwd,
hoe komt u zo bleek,
wie heeft het licht van uw ogen
dat met geen enkel licht te vergelijken is,
zo schandelijk toegetakeld?

31. Marcus 14: 66-72

31a. Evangelist

31a. Evangelist

Und Petrus war da nieder in dem Palast, da kam des Hohenpriesters Mägde eine. Und da sie sahe Petrum sich wärmen, schauet sie ihn an, und sprach:

En Petrus zat daar in het paleis, toen kwam er een van de dienstmeisjes van de hogepriester, en toen ze zag dat Petrus zich daar zat te warmen, keek ze hem aan en zei:

31b. Ancilla

31b. Dienstmeisje

Und du warest auch mit Jesum von Nazareth.

Jwas ook bij Jezus van Nazareth!

31c. Evangelist

31c. Evangelist

Er leugnete aber und sprach:

Maar hij ontkende het en zei:

31d. Petrus

31d. Petrus

Ich kenne ihn nicht, weiß auch nicht, was du sagest.

Ik ken hem niet en ik weet ook niet wat je zegt.

31e. Evangelist

31e. Evangelist

Und er ging hinaus in den Vorhof; und der Hahn krähet. Und die Magd sahe ihn, und hub abermal an zu sagen zu denen, die dabei stunden:

En hij ging naar de voorhof en de haan kraaide. En het dienstmeisje zag hem en zei tegen de omstanders:

31f. Ancilla

31f. Dienstmeisje

Dieser ist der einer.

Hij hoort er ook bij!

31g. Evangelist

31g. Evangelist

Und er leugnete abermal. Und nach einer kleinen Weile sprachen abermal zu Petro, die dabei stunden:

En hij ontkende het opnieuw en na een poosje zeiden de omstanders weer tegen Petrus:

31h. Coro

31h. Coro

Wahrlich, du bist der einer; denn du bist ein Galiläer, und deine Sprache lautet gleich also.

Werkelijk, jij hoort er ook bij; want je bent een Galileeër, en zo klinkt je accent ook.

31i. Evangelist

31i. Evangelist

Er aber fing an sich zu verfluchen und zu schwören.

Toen begon hij zichzelf te vervloeken en te zweren:

31j. Petrus

31j. Petrus

Ich kenne des Menschen nicht, von dem ihr redet.

Ik ken de man niet over wie jullie praten.

31k. Evangelist

31k. Evangelist

Und der Hahn krähet zum andernmal. Da gedachte Petrus an das Wort, das Jesus zu ihm saget: Ehe der Hahn zweimal krähet, wirst Du mich dreimal verleugnen. Und er hub an zu weinen.

En opnieuw kraaide de haan. Toen herinnerde Petrus zich de woorden die Jezus tegen hem had gezegd: Voordat de haan tweemaal kraait, zul je mij driemaal verloochenen. En hij barstte in huilen uit.

32. Choral

32. Koraal

Herr, ich habe missgehandelt,
Ja mich, drückt der Sünden Last,
Ich bin nicht den Weg gewandelt,
Den Du mir gezeiget hast.
Und jetzt wollt ich gern aus Schrecken
Mich vor Deinem Zorn verstecken.

Heer, ik heb kwaad gedaan,
ja, de last van de zonden drukt op mij,
ik heb niet de weg bewandeld
die u mij hebt gewezen,
en nu zou ik mij graag uit angst
voor uw toorn willen verbergen.

33. Marcus 15: 1-14

33a. Evangelist

33a. Evangelist

Und bald am Morgen hielten die Hohenpriester einen Rat mit den Ältesten und Schriftgelehrten, dazu der ganze Rat, und banden Jesum, und führeten ihn hin, und überantworteten ihn Pilato. Und Pilatus fraget ihn:

En in de ochtend beraadslaagden de hogepriesters met de oudsten en de schriftgeleerden en de hele raad, en ze boeiden Jezus en namen hem mee en leverden hem over aan Pilatus, en Pilatus vroeg hem:

33b. Pilatus

33b. Pilatus

Bist Du der König der Juden.

Bent u de koning van de Joden?

33c. Evangelist

33c. Evangelist

Er antwortete und sprach:

Hij antwoordde:

33d. Jesus

33d. Jezus

Du sagest's.

U zegt het.

33e. Evangelist

33e. Evangelist

Und die Hohenpriester beschuldigten ihn hart. Pilatus aber fragte ihn abermals, und sprach:

En de hogepriesters beschuldigden hem zwaar. En Pilatus vroeg hem:

33f. Pilatus

33f. Pilatus

Antwortest Du nichts? Siehe, wie hart sie Dich verklagen.

Geeft u geen antwoord? Kijk toch hoe zwaar ze u beschuldigen.

33g. Evangelist

33g. Evangelist

Jesus aber antwortete nichts mehr, also, dass sich auch Pilatus verwunderte. Er pflegte aber, ihnen auf das Osterfest einen Gefangenen los zu geben, welchen sie begehrten. Es war aber einer, genannt Barrabas, gefangen mit den Aufrührerischen die im Aufruhr einen Mord begangen hatten. Und das Volk ging hinauf, und bat, dass er tät, wie er pfleget. Pilatus aber antwortet ihnen:

Maar Jezus gaf geen antwoord meer, zodat ook Pilatus verbaasd was. Nu was hij gewoon op het paasfeest een gevangene naar hun keuze vrij te laten. En er was er één, Barabbas genaamd, die gevangen was genomen met de oproerlingen die tijdens het oproer een moord hadden gepleegd. En het volk stroomde toe en vroeg hem te doen wat hij gewend was. En Pilatus antwoordde:

33h. Pilatus

33h. Pilatus

Wollt ihr, dass ich euch den König der Juden losgebe?

Willen jullie dat ik de koning van de Joden vrijlaat?

33i. Evangelist

33i. Evangelist

Denn er wusste, dass ihn die Hohenpriester aus Neid überantwortet hatten. Aber die Hohenpriester reizeten das Volk, dass er ihnen viel lieber Barrabam losgebe. Pilatus aber antwortet wiederum, und sprach:

Want hij wist dat de hogepriesters hem uit afgunst hadden overgeleverd. Maar de hogepriesters hitsten het volk op om te zeggen dat hij maar liever Barabbas moest vrijlaten. En Pilatus antwoordde:

33j. Pilatus

33j. Pilatus

Was wollt ihr denn, dass ich dem tue, den ihr schuldiget, er sei der König der Juden?

Wat willen jullie dan dat ik doe met de man die jullie ervan beschuldigen dat hij een koning van de Joden is?

33k. Evangelist

33k. Evangelist

Sie schrien abermals:

Ze schreeuwden:

33l. Coro

33l. Koor

Kreuzige ihn!

Kruisig hem!

33m. Evangelist

33m. Evangelist

Pilatus aber sprach zu ihnen:

En Pilatus vroeg hen:

33n. Pilatus

33n. Pilatus

Was hat er denn Übels getan?

Wat heeft hij dan voor kwaad gedaan?

33o. Evangelist

33o. Evangelist

Aber sie schrien noch viel mehr:

Maar ze schreeuwden nog veel harder:

33p. Coro

33p. Coro

Kreuzige ihn!

Kruisig hem!

34. Aria

34. Aria (S)

Angenehmes Mordgeschrei!
Jesus soll am Kreuze sterben,
Nur damit ich vom Verderben
Der verdammten Seelen frei,
Damit mir Kreuz und Leiden,
Sanfte zu ertragen sei.

Aangenaam moordgeschreeuw!
Jezus moet aan het kruis sterven
alleen maar opdat mijn vervloekte ziel
wordt verlost van de ondergang,
opdat ik kruis en leed
gemakkelijk kan dragen.

35. Marcus 15: 15-19

35a. Evangelist

35a. Evangelist

Pilatus aber gedachte dem Volk genug zu tun, und gab ihnen Barrabam los; und überantwortet ihnen Jesum, dass er gegeißelt und gekreuzigt würde. Die Kriegsknechte aber führeten ihn hinein in das Richthaus, und riefen zusammen die ganze Schar; und zogen ihm ein Purpur an, und flochten eine Dornenkrone, und setzten sie ihm auf. Und fingen an zu grüßen:

En Pilatus wilde het volk tegemoetkomen en liet Barabbas vrij en gaf Jezus aan hen over om hem te laten geselen en kruisigen. En de soldaten brachten hem naar het gerechtsgebouw en riepen de hele bende bij elkaar en trokken hem een purperen kleed aan en vlochten een doornenkroon en zetten hem die op. En ze begonnen hem te groeten.

35b. Coro

35b. Koor

Gegrüßet seist Du, der Juden König!

Wees gegroet, koning van de Joden!

35c. Evangelist

35c. Evangelist

Und schlugen ihm das Haupt mit dem Rohr, und verspeieten ihn, und fielen auf die Knie, und beteten ihn an.

En ze sloegen hem op zijn hoofd met een rietstengel en bespuwden hem en vielen op hun knieën en aanbaden hem.

36. Choral

36. Koraal

Man hat Dich sehr hart verhöhnet
Dich mit großem Schimpf belegt
Und mit Dornen gar gekrönet:
Was hat Dich dazu bewegt?
Dass Du möchtest mich ergötzen,
Mir die Ehrenkron aufsetzen.
Tausendmal, tausendmal sei Dir,
Liebster Jersu, Dank dafür.

Ze hebben u erg hard bespot,
u lelijk uitgescholden,
en zelfs met doornen gekroond.
Wat heeft u daartoe bewogen?
Dat u mij genoegen wilde doen,
mij de erekroon wilde opzetten.
Duizend, duizendmaal, liefste Jezus,
dank ik u daarvoor!

37. Marcus 15: 20-24

37. Evangelist

37. Evangelist

Und da sie ihn verspottet hatten, zogen sie ihm den Purpur aus, und legten ihm seine eigenen Kleider an, und führeten ihn hinaus, dass sie ihn kreuzigten. Und zwangen einen, der vorüberging, mit Namen Simon von Cyrene, der vom Felde kam (der ein Vater war, Alexandri und Ruffi), dass er ihm das Kreuz nachtrüge. Und sie brachten ihn an die Stätte Golgatha, das ist verdolmetscht Schädelstätt'. Und sie gaben ihm Myrrhen im Wein zu trinken, und er nahm's nicht zu sich. Und da sie ihn gekreuziget hatten, teilten sie seine Kleider, und warfen das Los darüber, welcher was überkäme.

En toen ze hem hadden bespot, trokken ze hem het purperen kleed uit en ze deden hem zijn eigen kleren aan en namen hem mee om hem te kruisigen, en ze dwongen een voorbijganger met de naam Simon van Cyrene, die van het veld kwam (hij was de vader van Alexander en Rufus) om het kruis achter hem aan te dragen. En ze brachten hem naar Golgota, in onze taal Schedelplaats geheten. En ze gaven hemmirre in wijn te drinken maar hij dronk het niet. En toen ze hem hadden gekruisigd, verdeelden ze zijn kleren en lootten erom wie wat zou krijgen.

38. Choral

38. Koraal

Das Wort sie sollen lassen stahn,
Und keinen Dank dazu haben:
Er ist bei uns wohl auf dem Plan
Mit seinem Geist und Gaben.
Nehmen sie uns den Leib,
Gut, Ehr, Kind und Weib,
Lass fahren dahin,
Sie haben's kein Gewinn,
Das Reich Gotts muss uns bleiben.

Het woord moeten ze laten staan
zonder daarvoor bedankt te worden:
Hij verschijnt aan ons
met zijn geest en zijn gaven.
Als ze ons beroven van ons lichaam,
van goed, eer, kind en vrouw,
trek het je niet aan,
het levert hun niets op,
wij behouden het rijk van God,

39. Marcus 15: 25-34

39a. Evangelist

39a. Evangelist

Und es war um die dritte Stunde, da sie ihn kreuzigten: Und es war oben über ihn geschrieben, was man ihm Schuld gab, nämlich ein "König der Juden". Und sie kreuzigten mit ihm zween Mörder, einen zu seiner Rechten, und einen zur Linken. Da ward die Schrift erfüllet, die da saget:"Er ist unter die Übeltäter gerechnet". Und die vorüber gingen, lästerten ihn, und schüttelten ihre Häupter und sprachen:

En het was rond het derde uur toen ze hem kruisigden. En boven hem stond geschreven waarvan hij was beschuldigd, namelijk 'een koning van de Joden'. En ze kruisigden met hem twee moordenaars, één rechts van hem en één links. Daarmee werd de Schrift vervuld die zegt: 'Hij is onder de misdadigers geteld.' En de voorbijgangers scholden hem uit en schudden het hoofd en zeiden:

39b. Coro

39b. Koor

Pfui dich, wie fein zerbrichst du den Tempel, und bauest ihn in dreien Tagen! Hilf dir nun selber, und steig herab vom Kreuze.

Schaam je, jij die de tempel mooi afbreekt en hem in drie dagen weer opbouwt. Help nu maar jezelf, en kom van het kruis!

39c. Evangelist

39c. Evangelist

Desselben die Hohenpriester verspotteten ihn untereinander, sammt den Schriftgelehrten, und sprachen:

En evenzo spotten de hogepriesters onder elkaar met hem, en ook de schriftgeleerden en ze zeiden:

39d. Coro

39d. Koor

Er hat andern geholfen, und kann ihm selber nicht helfen. Ist er Christus und König in Israel, so steige er vom Kreuze, dass wir sehen und gläuben.

Anderen heeft hij geholpen, maar zichzelf kan hij niet helpen. Als hij Christus is en koning in Israël, laat hij dan van het kruis af komen, zodat wij het zien en geloven.

39e. Evangelist

39e. Evangelist

Und die mit ihm gekreuziget waren, schmäheten ihn auch. Und nach der sechsten Stunde ward eine Finsternis über das ganze Land, bis um die neunte Stunde. Und um die neunte Stunde rief Jesus laut, und sprach:

En ook zij die met hem waren gekruisigd beschimpten hem. En na het zesde uur kwam er duisternis over het hele land tot aan het negende uur; en rond het negende uur riep Jezus luid:

39f. Jesus

39f. Jezus

Eli, Eli, lama asabthani?

Eli, Eli, lama asabthani?

39g. Evangelist

39g. Evangelist

Das ist verdolmetscht: Mein Gott, mein Gott, warum hast Du mich verlassen?

Dat is in onze taal: Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?

40. Choral

40. Koraal

Keinen hat Gott verlassen,
Der ihm vertraut allzeit,
Und ob ihn gleich viel hassen,
Geschieht ihm doch kein Leid;
Gott will die Seinen schützen,
Zuletzt erheben doch,
Und geben was ihn'n nützet,
Hier zeitlich und auch dort.

God heeft nooit iemand verlaten
die op hem vertrouwt.
Ook al haten velen hem,
hem overkomt toch geen kwaad.
God wil de zijnen beschermen,
en aan het eind hoog verheffen
en geven wat goed voor hen is,
hier op aarde en ook daarginds.

41. Marcus 15: 35-37

41a. Evangelist

41a. Evangelist

Und etliche, die dabei stunden, da sie das höreten, sprachen sie:

En sommige omstanders die dat hoorden, zeiden:

41b. Coro

41b. Koor

Siehe, er rufet dem Elias.

Kijk, hij roept Elia.

41c. Evangelist

41c. Evangelist

Da lief einer, und füllete einen Schwamm mit Essig und steckte ihn auf ein Rohr, und tränket ihn und sprach:

Toen drenkte iemand snel een spons in zure wijn en stak die op een rietstengel en gaf hem te drinken en zei:

41d. Soldat

41d. Soldaat

Halt, lasst sehen, ob Elias komme, und ihm helfe.

Wacht, laten we kijken of Elia hem komt helpen.

41e. Evangelist

41e. Evangelist

Und Jesus schrie laut, und verschied.

En Jezus schreeuwde luid en gaf de geest.

42. Aria

42. Aria (B) & Koraal (S)

Welt und Himmel nehmt zu Ohren
Jesus schreiet überlaut.
Allen Sündern sagt er an,
Dass ihm nun genug getan,
Dass das Eden aufgebaut,
Welches wir zuvor verloren.

Aarde en hemel, luister,
Jezus schreeuwt zeer luid.
Hij zegt tegen alle zondaren
dat hij nu genoeg heeft gedaan,
dat het Eden is opgebouwd
dat wij eerder waren kwijtgeraakt.

[Jesu, deine Passion
Ist mir lauter Freude,
Deine Wunden, Kron und Hohn
Meines Herzens Weide;
Meine Seel auf Rosen geht,
Wenn ich dran gedenke,
In dem Himmel eine Stätt
Mir deswegen schenke.]

[Jezus, uw lijden
is louter vreugde voor mij,
uw wonden, kroon en hoon
voeden mijn hart;
mijn ziel wandelt over rozen
als ik eraan denk,
geef mij daarom een plek
in de hemel.]

43. Marcus 15: 38-45

43a. Evangelist

43a.Evangelist

Und der Vorhang im Tempel zerriss in zwei Stück, von oben an bis unten aus. Der Hauptmann aber, der dabei stund ihm gegenüber, und sahe, dass er mit solchem Geschrei verschied, sprach er:

En het gordijn in de tempel scheurde in tweeën, van boven tot onder. En de commandant die tegenover hem stond en zag dat hij met zulk geschreeuw de geest gaf, zei:

43b. Centurion

43b. Centurio

Wahrlich, dieser ist Gottes Sohn gewesen.

Waarlijk, hij was Gods zoon!

43c. Evangelist

43c. Evangelist

Und es waren auch Weiber da, die von ferne solches schaueten, unter welchen war Maria Magdalena, und Maria des kleinen Jakobs und Joses Mutter, und Salome; die ihm auch nachgefolget, da er in Galiläa war, und gedienet hatten; und viele andere, die mit ihm hinauf gen Jerusalem gegangen waren. Und am Abend, dieweil es der Rüsttag war, welcher ist der Vor-Sabbath, kam Joseph von Arimathia, ein ehrbarer Ratsherr, welcher auch auf das Reich Gottes wartete, der wagt's und ging hinein zu Pilato, und bat um den Leichnam Jesu. Pilatus aber verwundert' sich, dass er schon tot war; und rief dem Hauptmann, und fraget ihn, ob er schon gestorben wäre? Und als er's erkundet von dem Hauptmann, gab er Joseph den Leichnam.

En er waren daar ook vrouwen, die van verre toekeken, en onder hen waren Maria Magdalena en Maria de moeder van de kleine Jacob en van Joses, en Salome; zij waren ook volgelingen van hem geweest toen hij in Galilea was en hadden hem gediend, en er waren veel anderen die met hem mee waren gegaan naar Jeruzalem. En 's avonds, omdat het Voorbereidingsdag was (dat is de dag vóór de sabbat), kwam Jozef van Arimathea, een achtenswaardige raadsheer, die ook het rijk van God verwachtte; die waagde het om naar Pilatus te gaan en het lichaam van Jezus te vragen. En Pilatus was verbaasd dat hij al dood was en hij liet de commandant komen en vroeg hem of hij al gestorven was; en toen hij het van de commandant had gehoord, gaf hij Jozef het lichaam.

44. Choral

44. Koraal

O! Jesu Du,
Mein Hilf und Ruh!
Ich bitte Dich mit Tränen,
Hilf, dass ich mich bis ins Grab
Nach Dir möge sehnen.

O Jezus,
mijn hulp en mijn rust,
ik vraag u in tranen:
Help mij dat ik tot in het graf
naar u mag verlangen!

45. Marcus 15: 46-47

45. Evangelist

45. Evangelist

Und er kaufte ein Leinwand, und nahm in ab, und wickelte ihn in die Leinwand, und legte ihn in ein Grab, das war in einen Felsen gehauen; und wälzte einen Stein vor des Grabes Tür. Aber Maria Magdalena und Maria Joses, schaueten zu, wo er hingeleget ward.

En hij kocht linnen en haalde hem van het kruis en wikkelde hem in het linnen en legde hem in een graf dat in een rots was uitgehouwen, en wentelde een steen voor de ingang van het graf. En Maria Magdalena en Maria van Joses keken toe waar hij werd neergelegd.

46. Coro

46. Koor

Bei Deinem Grab und Leichenstein,
Will ich mich stets, mein Jesu, weiden
Und über Dein verdienstlich Leiden,
Von Herzen froh und dankbar sein.
Schau, diese Grabschrift sollst Du haben;
Mein Leben kommt aus Deinem Tod,
Hier hab ich meine Sündennot
Und Jesum selbst in mich begraben.

Bij uwgraf en lijksteen
wil ik steeds van u, mijn Jezus, genieten,
en om uw verdienstelijk lijden
van harte blij en dankbaar zijn.
Kijk, dit grafschrift moet u krijgen:
Mijn leven komt uit uw dood,
hier heb ik mijn zondennood
en Jezus zelf in mij begraven.

Nederlandse vertaling: Ria van Hengel

Contributed by Eduard van Hengel (August 2019)

Last update: Thursday, September 22, 2022 03:14